Ko gaat terug naar 1700. Het was toen heel koud. Deze koude begon na het einde van de Middeleeuwen (500-1500). Deze koude tijd noemt men de Kleine IJstijd.
De Kleine IJstijd begon rond 1430 en duurde tot ongeveer 1850. Wereldwijd lagen de gemiddelde temperaturen 0,5 tot 1 graad lager dan tegenwoordig. In ons land was het ongeveer 1 tot 2 graden kouder dan nu. Tijdens de Kleine IJstijd was het niet altijd even koud: de koude jaren werden afgewisseld door een aantal minder koude jaren.
De intense koude in de winter was zwaar. De huizen waren vol met kieren en hadden nauwelijks verwarming. De koude begon vaak al in november en duurde met onderbrekingen tot maart of april. Ook de zomers verliepen vaak herfstachtig met veel stormen en nattigheid. Vooral de overstromingen in het voorjaar waren berucht. Deze waren vaak het gevolg van kruiend ijs dat de rivierdijken in West- en Midden-Nederland kapot drukte. In de rivieren ontstonden soms ijsdammen die het rivierwater opstuwden, en soms liep het water dan over de dijken en stroomde in het achterliggende land.
De violen uit die tijd zijn nog altijd onovertroffen door het hout dat vanwege de kou zeer traag aangroeide.
Rivieren en kanalen waren soms wekenlang bevroren. Tijdens de oorlogen van de Franse Revolutie konden de Franse invasielegers tijdens de strenge winter van 1794-1795 de bevroren Maas en Rijn makkelijk oversteken. Tegelijkertijd lag de Nederlandse vloot vastgevroren in Den Helder. Tegenwoordig kunnen wij ons dit allemaal nauwelijks meer voorstellen.
Het herstel na een oorlog duurde lang. Zo duurde het in Duitsland na de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) een eeuw voordat er weer evenveel mensen woonden.
Het grootste probleem was de kleinere opbrengst van de oogsten. Dit leidde soms tot voedseltekorten, hongersnoden in China, India en Europa. Militair historicus Geoffrey Parker zegt dat het gebrek aan voedsel de achterliggende oorzaak is van de vele oorlogen over de hele wereld.
Men deed nauwelijks iets tegen de gevolgen van de afkoeling. Ondanks de vooruitgang in de wetenschap en de winsten van de koloniale plantages en handelsposten, groeiden de bevolking en welvaart nauwelijks. Wel kozen boeren voor aardappelen en maïs. Deze gewassen zijn beter bestand tegen de strenge winters.
De uitzondering hierop was Japan. Daar was het ook heel koud. Maar de Japanse generaal (shogun) maakte wetten, zoals dat rijst niet gebruikt mocht worden om rijstwijn (saké) van te maken, maar alleen om op te eten. Men bouwde graanschuren en zorgde voor voedselvoorraden. Daarbij vermeed hij oorlogen en was er welvaart in Japan, de bevolking verdubbelde zelfs. In de 17de eeuw waren er in Japan slechts vier oorlogsjaren, terwijl Europa slechts vier jaar van vrede kende.
Om over na te denken
De Kleine IJstijd was geen echte ijstijd; de temperatuur daalde 1 à 2 graden. Toch leidde deze afkoeling tot honger, oorlogen en ontwrichting. Moeten wij ons wel zorgen maken over 1 tot 2 graden opwarming?
Het verleden was niet altijd beter.